< 1 Korinthiërs 14 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1)Jaagt de liefde na,1) en ijvert2) om de geestelijke3) gaven, maar meest, dat gij moogt profeteren.4)
2)Want die een vreemde taal5) spreekt, spreekt niet den mensen, maar6) Gode;7) want niemand verstaat het,8) doch met den geest9) spreekt hij verborgenheden.10)
3)Maar die profeteert,11) spreekt den mensen12) stichting, en vermaning13) en vertroosting.
4)Die een vreemde taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert die sticht de Gemeente.
5)En ik wil wel,14) dat gij allen in vreemde talen spreekt, maar meer, dat gij profeteert; want die profeteert, is meerder dan die vreemde talen spreekt, tenzij dan, dat16) hij het uitlegge, opdat de Gemeente stichting moge ontvangen.15)
6)En nu, broeders, indien ik tot u kwam, en sprak vreemde talen, wat nuttigheid17) zou ik u doen, zo ik tot u niet sprak, of in18) openbaring, of in kennis, of in profetie of in lering?
7)Zelfs ook de levenloze dingen,19) die geluid geven, hetzij20) fluit, hetzij citer, zo zij geen onderscheid met hun21) klank geven, hoe zal bekend worden, hetgeen op de fluit of op de citer gespeeld wordt?22)
8)Want ook indien de bazuin23) een onzeker geluid24) geeft, wie zal zich tot den krijg bereiden?
9)Alzo ook gijlieden, indien gij niet door de taal een25) duidelijke rede geeft,26) hoe zal verstaan worden27) hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn als die in de lucht spreekt.28)
10)Er zijn, naar het voorvalt,29) zo vele soorten30) van stemmen in de wereld, en geen derzelve is zonder stem.31)
11)Indien ik dan de kracht der stem32) niet weet, zo zal ik hem, die spreekt, barbaars zijn;33) en hij, die spreekt, zal bij mij barbaars zijn.34)
12)Alzo ook gij, dewijl gij ijverig zijt naar35) geestelijke gaven,36) zo zoekt dat gij moogt overvloedig zijn37) tot stichting der Gemeente.38)
13)Daarom, die in een vreemde taal spreekt, die39) bidde, dat hij40) het moge uitleggen.
14)Want indien ik in een vreemde taal bid,41) mijn geest bidt wel,42) maar mijn verstand is43) vruchteloos.44)
15)Wat is het dan?45) Ik zal wel met den geest bidden,46) maar ik zal ook met het verstand bidden;47) ik zal wel met den geest zingen, maar48) ik zal ook met het verstand zingen.
16)Anderszins, indien gij dankzegt met den geest,49) hoe zal degene, die de plaats eens50) ongeleerden vervult,51) amen zeggen52) op uw dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt?
17)Want gij dankzegt wel behoorlijk,53) maar de ander wordt54) niet gesticht.
18)Ik dank mijn God, dat ik meer vreemde talen spreek, dan gij allen;55)
19)Maar ik wil liever in de Gemeente56) vijf woorden spreken57) met58) mijn verstand,59) opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in een60) vreemde taal.
20)Broeders, wordt geen kinderen in het verstand,63) maar zijt kinderen in de boosheid,62) en wordt in het verstand volwassen.61)64)
21)In de wet is geschreven:65) Ik zal door lieden van andere talen,66) en door andere lippen67) tot dit volk spreken,68) en ook alzo zullen zij Mij niet horen, zegt de69) Heere.
22)Zo dan, de vreemde talen zijn tot een teken niet70) dengenen, die geloven, maar den ongelovigen; en71) de profetie72) niet den ongelovigen, maar73) dengenen, die geloven.
23)Indien dan de gehele Gemeente bijeenvergaderd ware, en zij allen in vreemde talen spraken, en enige ongeleerden of ongelovigen inkwamen,74) zouden zij niet zeggen, dat gij uitzinnig waart?75)
24)Maar indien zij allen profeteerden, en een76) ongelovige of ongeleerde inkwame, die wordt van allen77) overtuigd, en hij wordt78) van allen geoordeeld.79)
25)En alzo worden de verborgene dingen zijns harten openbaar; en alzo, vallende op zijn81) aangezicht, zal hij God aanbidden, en verkondigen, dat God waarlijk82) onder u is.80)83)
26)Wat is het dan,84) broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een psalm, heeft85) hij een leer, heeft hij een vreemde taal, heeft hij een openbaring, heeft hij een uitlegging; laat alle dingen geschieden tot stichting;86)87)88)
27)En zo iemand een vreemde taal spreekt, dat het door twee, of ten89) meeste drie geschiede, en bij beurte; en dat een het uitlegge.90)91)
28)Maar indien er geen uitlegger is,92) dat hij zwijge in de Gemeente;93) doch dat hij tot zichzelven94) spreke, en tot God.95)
29)En dat twee of drie96) profeten97) spreken, en dat98) de anderen99) oordelen.100)
30)Doch indien een ander,101) die er zit, iets geopenbaard is,103) dat de eerste zwijge.102)104)
31)Want gij kunt allen, de een na den ander profeteren, opdat zij allen leren, en allen105) getroost worden.106)
32)En de geesten der107) profeten zijn den profeten108) onderworpen.
33)Want God is geen God van109) verwarring, maar van vrede,110) gelijk in al de111) Gemeenten der heiligen.
34)Dat uw vrouwen in de Gemeenten zwijgen; want het is112) haar niet toegelaten te spreken, maar113) bevolen onderworpen te zijn,114) gelijk ook de wet zegt.115)
35)En zo zij iets willen leren, laat haar116) te huis haar eigen mannen117) vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen,118) dat zij in de Gemeente spreken.
36)Is het Woord Gods van u uitgegaan?119) Of is het tot u alleen gekomen?120)
37)Indien iemand meent een profeet te zijn,121) of geestelijke, die erkenne, dat,123) hetgeen ik u schrijf, des Heeren geboden zijn.122)124)
38)Maar zo iemand onwetend is,125) die zij onwetend.126)
39)Zo dan, broeders, ijvert om te profeteren, en verhindert niet127) in vreemde talen te spreken.
40)Laat alle dingen128) eerlijk en129) met orde geschieden.130)